Als een vreemdeling is uitgeprocedeerd en er een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, kan hij met het oog op uitzetting in bewaring worden gesteld. De rechtmatigheid van de bewaring wordt in eerste instantie getoetst door de rechter en kan daarna periodiek worden getoetst. De advocaat van de vreemdeling moet hiertoe het initiatief nemen door regelmatig beroep in te stellen.
De vreemdelingenbewaring duurt maximaal zes maanden, maar kan daarna nog eens met een jaar worden verlengd indien daar goede gronden voor zijn. Ook de verlenging van de bewaring kan worden getoetst. Bij het voortduren van de bewaring wordt vooral gekeken naar de vraag of er wel voldoende voortvarend aan de uitzetting wordt gewerkt.
De vreemdelingenbewaring mag geen doel op zich zijn, maar moet gericht zijn op de uitzetting zoals ook door het Europese Hof van Justitie is bevestigd. Er is veel kritiek op de wijze waarop de vreemdelingenbewaring in Nederland wordt toegepast. Die kritiek houdt vooral in dat de vreemdelingenbewaring te automatisch wordt toegepast, zonder na te gaan of er alternatieven zijn.