De Vreemdelingenwet verplicht een illegaal om het land te verlaten. Deze verplichting is bekend als de vertrekplicht. De wet geeft de overheid de bevoegdheid om een illegaal op te pakken en in vreemdelingenbewaring te stellen om hem te dwingen het land te verlaten. Dit wordt uitzetting genoemd.

In de praktijk zal de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) eerst met een illegaal bespreken of deze terug wil keren en hoe dit kan worden gerealiseerd. Als de illegaal niet vrijwillig Nederland verlaat, zal tot detentie worden besloten. De DT&V zal dan contact leggen met de vertegenwoordiging van het land van de illegaal en bespreken of de vertegenwoordiging documenten -vaak een laissez passer- wil verstrekken om de uitzetting mogelijk te maken.

De vraag of een illegaal daadwerkelijk kan worden uitgezet is vaak afhankelijk van de medewerking van de autoriteiten van het desbetreffende land. Lang niet alle landen werken mee aan terugkeer van hun onderdanen. Als terugkeer niet mogelijk blijkt, kan aan de illegaal onder strenge voorwaarden een verblijfsvergunning worden verleend omdat hij buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten.